Differentieel leren: voorbeelden van bewegingen
17 oktober 2022 

Differentieel leren: voorbeelden van bewegingen

Eén van de mooiste voorbeelden is het differentieel leren van kogelstoter Peter Valentiner, die na zeven weken differentieel leren opeens twee meter verder gooide. Klik hier voor de video.

Maar hier praten we natuurlijk over een andere sport. Als je bijvoorbeeld praat over op doel slaan, dan probeer je hier zo veel mogelijk variatie in aan te brengen, zoals bijvoorbeeld:

  1. Door met verschillende ballen te slaan (denk bijvoorbeeld aan een hockeybal, zaalhockeybal, een   plastic bal uit de speelgoedwinkel, een kleinere bal of een tennisbal);
  2. Door vanuit allerlei posities op doel te slaan;
  3. Door vanuit vreemde posities te komen aanlopen;
  4. Vooruit-achteruit-vooruit lopen tijdens de aanloop;
  5. Door één oog dicht te doen met het slaan;
  6. Door een stuiterbal terug te krijgen in plaats van een perfecte pass;
  7. Door een vreemde beweging als aanloop uit te voeren (koprol, hinkelend aankomen, etc.);
  8. Een speler die weerstand geeft met opmerkingen of tennisballen gooien richting de bal tijdens het slaan;
  9. Een tweede bal neerleggen en die zo snel mogelijk na de kaats ook slaan;
  10. Door te lopen na het schot.

Dezelfde principes kun je ook toepassen voor trappen van een keeper.

Als je bijvoorbeeld praat over het oefenen van het trappen, kun je ook variëren. Zo kun je bijvoorbeeld de bovenste ballen ook hier weer gebruiken om mee te trappen. Ook kun je zware ballen gebruiken, zoals jeu de boules ballen. Of trap vreemde voorwerpen, zoals bijvoorbeeld een pion. Of trap met je verkeerde been, doe eerst een sprongetje met twee benen, kom loodrecht aanlopen en maak een draai op het laatste moment, etc.


Nog een aantal voorbeelden om differentieel te leren:

  1. Bij het slaan op doel kun je bijvoorbeeld je standbeen juist ver voor of ver achter de bal zetten;
  2. Je doorzwaai aanpassen (zo snel mogelijk stoppen na het slaan of juist zo min mogelijk doorzwaaien of juist overdreven ver);
  3. Bij het verbeteren van de balcontrole: speler A en B staan tegenover elkaar. Speler A houdt de bal al jonglerend hoog. Dan speelt hij de bal hoog (recht) in de lucht en speelt een 2e bal die bij de voeten ligt op speler B en daarna vangt hij de hoge bal en gaat verder met jongleren.

    Een ander voorbeeld van differentieel leren is om gebruik te maken van verschillende ondergronden.
    Doe eens een oefenvormen/partijtjes op het parkeerterrein, een veldje of een strand.
Over de schrijver
Reactie plaatsen